Over neptandartsen, flikken en havencafés
Mijn vader werkte vroeger bij een bank. Hij was veel liever tandarts geworden. Ik moest eraan denken toen ik net Richard Kemper als ‘tandarts’ zag acteren in Flikken Maastricht. Net echt, ik zou zo bij ‘m in de stoel gaan liggen.
Dat vertrouwen wekte mijn vader ook: de mensen geloofden ‘m. Hij deed zijn tandarts act als we met de boot aanmeerden in een haven en de lokale kroeg in gingen. Ik was 10 en vond het supergênant maar ook wel grappig. Zittend aan de bar vertelde hij dan net te luid dat ie tandarts was, waarna het gebeurde: mannen gingen met opengesperde mond voor hem staan waarin veelal een creatief gebit bungelde. “Of ie even wilde kijken”. Ik kan me herinneren dat een oud mannetje zijn bovengebit uitspuugde “omdat er iets klem zat” en of hij dat even kon repareren aan de bar.
Mijn vader was niet te beroerd om, niet gehinderd door enige kennis, een advies te geven. “Laat alles maar trekken, hoor”. Op zo’n moment wilde ik snel weg, bang dat ze erachter zouden komen dat ie helemaal geen tandarts was en uit woede de gebitten van zijn dochters met nijptangen te lijf zouden gaan. We waren altijd net op tijd vertrokken. In de volgende haven deed ie het weer zijn tandarts act. Het zou me niet verbazen als mijn vader voor een spoor aan tandelozen in de Nederlandse havencafés heeft gezorgd.